Het is vrijdagavond. De twee vriendinnen zitten samen op de bank en Babs kan er maar niet over uit. Ze barst los:
‘Echt Syl, wat doe je nog met die vent?! Ik heb überhaupt nooit begrepen wat je in hem zag. Ik bedoel, Oscar, ja dát was een leuke man: intelligent, zelfverzekerd, gewoon… OK! Maar jij moest je weer zo nodig inlaten met ‘weirde Wim’, met z’n vreemde humor en die donkere aura. We hebben je nog gewaarschuwd he! Je hebt de éne ruzie na de andere, iedere keer is het hetzelfde liedje. Hoe vaak je hier al niet hebt zitten snotteren de afgelopen maand… Schat, dit wordt nog eens je dood. Wijntje?’
Maar Sylvia heeft een duidelijke verklaring:
‘Ja maar ik snap het gewoon niet’, antwoordt ze fel.
‘‘De seks is zó intens, zó goed, zó vol hartstocht. Ik voel me dan zó ontzettend één met hem en zó gelukkig. Ik zweer je Babs, dit vuur heb ik nog nooit met iemand ervaren. Ik bedoel, dat krijg je toch niet zomaar met iemand? Dan moet er toch wel een diepere, spirituele connectie zijn tussen mij en Wim? Weet je, het is gewoon heel moeilijk voor hem om die overdag ook te laten zien. Hij is te beschadigd. Wist je al dat zijn vader hem op z’n tiende heeft verlaten?? Hij heeft te weinig liefde gekend, maar ik kan die wél geven Babs. Ikke wel! Verdomme! Doe maar een thee-tje’.